Index   Back Top Print

[ FR  - IT  - NL  - PT ]

DISCORSO DI GIOVANNI PAOLO II
AI VESCOVI DELL'OLANDA
IN VISITA «AD LIMINA APOSTOLORUM»

Sabato, 22 gennaio 1983

 

Dierbare Broeders in Christus,

Het is mij een grote vreugde U hier te ontvangen bij gelegenheid van Uw bezoek « ad limina ». U behoort tot de eerste bisschoppen die voor dit bezoek naar Rome komen in dit jaar 1983, dat gekenmerkt gaat worden door twee gebeurtenissen in de Wereldkerk, namelijk het Heilig Jaar en de Synode van de Bisschoppen. Deze twee gebeurtenissen wijzen overigens in dezelfde richting: de eerste wil het Geheim van de Verlossing in de herinnering brengen en dieper doen beleven, de tweede heeft als doel om, op het vlak van de bezinning en van het concrete leven, « de verzoening en de boete in de zending van de Kerk » meer diepgaand te bestuderen. Verlossing, verzoening, boete, bekering, dat zijn levensvragen zowel voor de Kerk in haar geheel als voor dat gedeelte van het volk van God dat leeft in Nederland.

Uw bezoek « ad limina » vindt om de vijf jaren plaats. Maar de belangrijkste gebeurtenis die het leven van de Kerk in Nederland gekenmerkt heeft in de laatste periode, is zonder twijfel de Bijzondere Synode van de Bisschoppen, welke nu drie jaar geleden is gehouden. Zij is de blijvende richtingwijzer voor een vernieuwing van het kerkelijk leven in uw land. U hebt zeker de ontroerende herinnering bewaard aan de sluitingsplechtigheid in de Sixtijnse kapel, onder de ogen van de Christus van Michelangelo; en U herinnert zich nog het ogenblik waarop U zich in het geheim van uw hart verbonden hebt door allen uw handtekening te zetten onder de besluiten die een echt program van leven en van pastorale actie vormen; en dat terwijl ik in uw midden was om ze te bevestigen. U herinnert zich nog dat wij ons als doel van de Bijzondere Synode hadden voorgesteld « een duidelijke manifestatie van de kerkelijke verbondenheid ». Welnu, deze gemeenschap veronderstelt een voortdurende bekering tot Christus, en dat van allen. Het is wel daarom dat U in de loop van de bijeenkomsten van de synode de woorden van het Tweede Vaticaanse Concilie in herinnering geroepen hebt: « De Kerk is tezelfder tijd heilig en altijd tot uitzuivering geroepen, zij streeft onophoudelijk de boetvaardigheid en de levensvernieuwing na »[1]. Deze woorden blijven actueel en zijn het meer dan ooit in dit Heilig Jaar.

Gedurende die Synode hebben wij echt een diepe ervaring van gemeenschap beleefd. En later hebben wij die geest vernieuwd bij gelegenheid van uw bezoeken en van de periodieke bijeenkomsten van de Raad van de Bijzondere Synode. Vooral tijdens dit bezoek « ad limina » hebt U mij en mijn medewerkers laten delen in uw vreugde en uw leed, in uw verwachtingen en uw moeilijkheden in de arbeid die U ondernomen hebt voor verbondenheid en vernieuwing; deze vereisen noodzakelijkerwijs een bereidheid zonder te- rughouding tot verzoening en boetvaardigheid, en ook de moed om het mysterie van het kruis te aanvaarden als weg naar de verrijzenis.

In uw gesprekken met mijn medewerkers bent U dieper ingegaan op belangrijke onderwerpen. Ik zou mij nu met U willen bezinnen op enkele aspecten van de vernieuwing van het kerkelijk leven in het licht van de Synode, van de verbondenheid met de Wereldkerk, en van de gemeenschap met de Stoel van Petrus. Die Synode is immers de weg die de Kerk van Nederland moet volgen, want zij is de authentieke toepassing van het Tweede Vaticaans Concilie en leidt daarom naar een waarachtige vernieuwing.

1. U bent bisschoppen, dat wil zeggen herders van de leerlingen van Christus levend en werkend in de Nederlandse bisdommen, in eenheid met de andere katholieke gemeenschappen verspreid over de wereld. Zo is het in de Kerk vanaf de tijd van de Apostelen. De Handelingen der Apostelen helpen ons om de leerlingen van Jesus duidelijk te herkennen, dank zij enkele kenmerken waarvan het allereerste is dat « zij zich ernstig toelegden op de leer van de Apostelen »[2].

De gemeenschap in het geloof betekende voor de Apostelen dat zij de zending hadden om het Woord te verkondigen en om te onderrichten, en voor de leerlingen dat zij aan dat onderricht trouw moesten zijn. Ook vandaag is deze verbondenheid fundamenteel; en zij houdt in, voor allen, de trouw aan het onderricht van Christus en van den Apostelen, en voor U, herders, de opdracht om « Christus te prediken, de gekruisigde Christus »[3]. Zij vereist dat Christus volledig voorgehouden wordt, als « ware God, geboren uit de ware God, ... en die voor ons mensen mens geworden is »; ook dat Hij wordt voor- gehouden met al zijn eisen, die soms radicaal zijn maar steeds het welzijn van de mens beogen. Dat houdt voor U, herders, de verplichting in uw gelovigen te helpen om goed te onderscheiden wààr zij zich met de gezonde leer kunnen voeden, en de taak om de catechese te organiseren en te leiden, vooral voor de jeugd. U had dat rouwens al voorzien tijdens de Synode[4], en U wijdt daaraan nu nog meer uw aandacht. En op verschillende wijzen bevestigt U nog uw verlangen om « persoonlijk de rol van leraren van het geloof te vervullen »[5], want iedere bisschop is er zich van bewust verantwoordelijk te zijn voor wat in naam van de Kerk onderwezen wordt, op grond van de onderwijstaak die hij zelf aan sommigen heeft toevertrouwd.

De gemeenschap in het geloof is een waarborg voor de verbondenheid van een plaatselijke Kerk met de andere en met de Kerk van Rome, en ook voor een echte katholieke openheid, waardoor ieder isolement vermeden kan worden.

2. De gelovigen bleven ook trouw in het breken van het brood en het gebed[6].

Het geloofsleven uit zich vooral door deelname aan het liturgisch en sacramenteel leven, en ook door een leven van voortdurend gebed. Daarom moet er bij elke Kerkopbouw veel aan gelegen zijn, aan dit leven zijn volle kracht te geven, om het gevaar te vermijden, een bureaucratische structuur te worden. De mensen hebben dorst naar de levende en ware God, naar contact, als persoon en in gemeenschap, met Hem die Waarheid en Leven is.

Met vreugde denk ik eraan, dat ook in uw land het persoonlijk op-zoek-zijn naar God geleidelijk aan opleeft. U doet er goed aan deze aspiraties van geesten en harten te begeleiden, ze te verstaan, ze aan te wakkeren en er leiding aan te geven.

Wat de liturgische, sacramentele en communitaire uitdrukkingsvormen betreft, hebt U tijdens de Bijzondere Synode een beroep gedaan op de documenten van het Concilie, en terecht het feit benadrukt, dat de sacramenten zijn toevertrouwd aan de Kerk, die, vol eerbied voor de goddelijke geheimen, de bediening ervan regelt; zo hebt U duidelijk tot uitdrukking gebracht, dat de liturgie een gemeenschappelijk goed is dat aan heel de Kerk toekomt, en dat zij dientengevolge op geordende wijze gevierd dient te worden, en « geheel volgens de officiële boeken, zoals die zijn herzien volgens de richtlijnen van Vaticanum II, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de ruime mogelijkheden tot aanpassing die in de boeken zelf worden aangegeven »[7].

Op het ogenblik volgt U met veel aandacht de uitgave van de liturgische boeken in het Nederlands, zoals U dat ook gedaan hebt voor het verschijnen van het romeins missaal, dat eveneens een middel tot geloofsgemeenschap is met de plaatselijke Kerken van de hele wereld. Het hoeft niet te verwonderen, dat de Kerk er op staat, dat de viering van de Eucharistie in zulk een middel haar richtlijnen vindt. Het waarborgt echt katholiek geloof en bevat de geestelijke rijkdommen die eigen zijn aan het « Geheim van het geloof ». De Eucharistie is inderdaad « bron en hoogtepunt van heel de Evangelieverkondiging »[8]; gecelebreerd door de bisschop of door iedere canoniek gemachtigde priester, is de Eucharistie het middelpunt waaromheen de Kerk zich opbouwt[9].

3. Deze gedachten over de Eucharistie voeren ons vanzelf naar een beschouwing over het priesterschap. Het onderscheid, dat de Kerk maakt tussen ambtelijk of sacramenteel priesterschap en het algemeen priesterschap van alle gelovigen is direct van toepassing op de viering van de Eucharistie, de volstrekt continue leer van de Kerk over de bedienaar van de Eucharistie opnieuw in herinnering geroepen door het Tweede Vaticaans Concilie in de Dogmatische Constitutie over de Kerk, is duidelijk: « De ambtspriester, door de gewijde macht waarover hij beschikt, ... voltrekt in de persoon van Christus het eucharistisch offer, en draagt het in naam van geheel het volk aan God op »[10]. Er is geen Kerk zonder Eucharistie, en er is geen Eucharistie zonder priester. Hoe zou er een Kerk kunnen bestaan zonder gewijde priesters?

Tijdens de vergaderingen van de Synode van Januari 1980, zoals ook in de loop van de drie daaropvolgende jaren, stonden en staan de priesters terecht in het middelpunt van uw belangstellende zorg, met name hun dienstwerk, hun geestelijk leven, hun aflossing door nieuwe priesterroepingen en de vorming van de toekomstige priesters. Er zijn duidelijke tekenen van uw ijverige zorg op dit gebied, bijvoorbeeld de brief over het ambtelijk priesterschap met als titel «Dienaar in Gods gemeente», die Kardinaal Willebrands als voorzitter van uw Conferentie heeft gepubliceerd; het Herderlijk Schrijven voor de Vertigdagentijd dat de Kardinaal eveneens in 1982 liet verschijnen over het vraagstuk van de « priesterroepingen ». En er zijn nog andere concrete inspanningen waarmee U bezig bent om toekomstige priesters aan te trekken en voor te bereiden.

Het ambtelijk priesterschap is inderdaad een gave van de H. Geest aan de Kerk en aan de mensheid. Wanneer, in de bovengenoemde brief over het ambtelijk priesterschap, wordt vastgesteld dat er zonder de sacramentele wijding door de Bisschop geen waarachtig priesterlijk ambt is, vertolkt men zeer goed de authentieke katholieke leer. « Dit (de gave van de Geest) hebben wij van de Heer ontvangen door de apostelen. Wij hebben hiervoor geen alternatief ».

4. Indien de Heer in de Kerk het ambtelijk priesterschap heeft gewild — met de kenmerken waarover wij spraken —, dan zal Hijzelf aan de gemeenschap van zijn gelovigen de priesters schenken die nodig zijn voor de verkondiging van het geloof en de bediening van de sacramenten, in het bijzonder voor de viering van de Eucharistie en voor de dienst van zijn vergeving. Tijdens de Bijzondere Synode heeft U gezegd hoop te hebben voldoende priesters te vinden, en te vertrouwen op de Heer van de oogst. Maar er moet veel gegeben worden, volgens het woord van Christus zelf: « Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten »[11]. Staat U mij toe in dit verband een dringend beroep te doen, op U, dierbare broeders, maar ook op uw priesters en gelovigen, in de christelijeke gemeenschappen en gezinnen veelvuldiger en vuriger te bidden, om van de Heer een groeiend aantal jongeren te verkrijgen, die zich geheel aan de dienst van de Heer verlangen toe te wijden. Daarnaast is het van belang dat van alles gedaan wordt om de psychologische en spirituele voorwaarden te scheppen, alsook de omgeving, waarin beginnende roepingen — door Christus voortdurend aan zijn Kerk gegeven — zich op juiste wijze kunnen ontwikkelen en tot rijpheid komen. De trouw aan Christus legt aan ieder van ons verplichtingen op. U zelf hebt trouwens uw verlangen uitgesproken « om bijgestaan te worden door een celibataire clerus » en « om candidaten die een dergelijke roeping hebben te werven »[12].

Andere plaatselijke Kerken die ook een roepingencrisis hebben gekend, groeien er nu bovenuit. Kerk en Paus delen in uw hoop; zij steunen met hun gebed uw inspanningen op dit terrein dat absoluut van kapitaal belang is; zij zijn met U ervan overtuigd dat de vorming van priestercandidaten niet alleen intellectueel maar ook geestelijk en pastoraal moet zijn. In de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie wordt dat allemaal nader aangegeven, met daarbij de vaste overtuiging dat een dergelijke vorming alleen gegarandeerd is in echte seminaries[13].

5. Tijdens de Bijzondere Synode toonde U zich zeer bewust van de belangrijke rol die de leken te vervullen hebben in diverse pastorale taken van de Kerk. Het is niet nodig te wijzen op de perspectieven geopend door het Tweede Vaticaans Concilie, vooral in het Decreet over het Lekenapostolaat. Wij moeten zeer op prijs stellen al wat leken doen om de Kerk tegenwoordig te stellen in een steeds meer geseculariseerde wereld; waarderen ook hun actieve deelname aan het leven van de Kerk. Juist wanneer hij over de Kerk spreekt, bedient de apostel Paulus zich van de vergelijking met het menselijk lichaam, waarin alle ledematen een functie hebben, en ieder de zijne in het bijzonder[14]. In dit levende lichaam van de Kerk hebben de bisschoppen de taak om de eenheid en levensgemeenschap van heel het organisme te bewaren, door erop toe te zien dat jeder handelt overeenkomstig zijn eigen roeping. Het welzijn van het geheel eist dat priesters niet de taken vervullen die eigen zijn aan de leken, en ook dat leken niet de ambtelijke functie van de priester uitoefenen.

Staat U mij toe, dierbare broeders, deze ontmoeting af te sluiten met een oproep, waartoe ik me gedrongen voel nu ik overzie wat er al gedaan is, en ik mij voorstel hoeveelnieuwe energie de een jaar geleden benoemde bisschoppen zeker zullen bijdragen. Met heel mijn hart spoor ik U aan uw geloofsmoed te bewaren en uw moed om te handelen, om voort te kunnen gaan op de weg van vernieuwing, uitgezet in de Zaal van de Synode, die op sommige momenten leek op de Bovenzaal van het Pinksterfeest.

De tocht is niet gemakkelijk, maar de Kerk van uw land is nog altijd rijk aan levenskracht. Ook in onze dagen heeft uw natie lichtende voorbeelden gegeven van inzet omwille van Christus. Het is voldoende de aandacht te richten op de personen van de Zalige Petrus Donders en van die bewonderenswaardige Carmeliet Pater Titus Brandsma. Uw diocesen, met hun mogelijkheden van moedige inzet, zullen met de steun en onder de goede leiding van hun herders — en dat bent U — geleidelijk aan de hindernissen overwinnen, en in staat zijn om werkelijk geestelijke veerkracht los te maken. Ik vat samen door te herhalen wat ik al zo vaak verkondigd heb: « Opent de deuren voor de Verlosser! ». Van harte geef ik U mijn zegen.


[1] Lumen Gentium, 8.

[2] Act. 2, 42.

[3] 1 Cor. 1, 23.

[4] Cfr. Conclusiones, 43. 44. 45.

[5] Ibid. 45.

[6] Cfr. Act. 2, 42.

[7] Conclusio, 40.

[8] Presbyterorum Ordinis, 5.

[9] Cfr. Lumen Gentium, 17. 26.

[10] Ibid. 10.

[11] Luc. 10, 2; Matth. 9, 38.

[12] Conclusio, 25; cfr. 21.

[13] Cfr. ibid. 26.

[14] Cfr. 1 Cor. 12, 12-27.

 

© Copyright 1983 - Libreria Editrice Vaticana

 



Copyright © Dicastero per la Comunicazione - Libreria Editrice Vaticana