Index   Back Top Print

[ IT  - NL ]

VIAGGIO APOSTOLICO NEI PAESI BASSI

INCONTRO DI GIOVANNI PAOLO II
CON GLI ESPONENTI DELLE DIVERSE CONFESSIONI CRISTIANE

L'Aja
Lunedì, 13 maggio 1985

 

Geliefde Broeders en Zusters,

1. « De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen »[1].

Het is voor mij telkens een vreugde gedurende mijn pastorale bezoeken in verschillende landen, de broeders en zusters te ontmoeten van de Christelijke Kerken en Gemeenschappen, die niet de volledige gemeenschap van geloof en sakramenteel leven delen met de Katholieke Kerk, maar toch met ons verbonden zijn op een zeer werkelijke wijze door de Heilige Geest, die in hen werkt door zijn heiligmakende kracht[2]. Ik hoop en bid dat dit bezoek de banden zal versterken die reeds tussen ons bestaan, dat wij onze verdeeldheid nog meer zullen betreuren en dat ons verlangen naar eenheid wordt versterkt. Dit verlangen is immers ons antwoord op de duidelijke wil van Christus, uitgesproken in zijn gebed « dat allen één »[3]. Dit verlangen is altijd mede inbegrepen zo waak wij zeggen « Uw wil geschiede », in het gebed dat Jezus ons geleerd heeft tot onze gemeenschappelijke Vader te richten.

2. Terwijl ik luisterde naar uw toespraak, waarvan ik de diep christelijke inhoud waardeer, bedacht ik welke afstand wij reeds samen hebben argelegd op onze weg naar de eenheid. Wij komen hier samen, zoals U hebt gezegd, in de gemceenschap van onze Heer Jezus Christus. Deze ontmoeting geeft op bondige wijze uitdrukking aan zoveel wat gedurende vele jaren is tot stand gebracht in gebed en dialoog. Deze zijn tekenend geworden voor het christelijk leven op internationaal niveau en op plaatselijk vlak. Gebed en dialoog hebben ons gebracht tot een gezansenlijke studie van de leer van de Heilige Schrift en van de Kerk, over centrale punten van ons geloof, in het bijzonder over het Doopsel dat ons reeds fundamenteel verenigt als leden van Christus. Gebed en dialoog hebben ons tot een begin van samenwerking gebracht in belangrijke zaken, die een uitdaging zijn aan het christelijk geweten om te getuigen van het Evangelie, vooral in de geseculariseerde wereld van vandaag. Bijzondere aandacht hebben gekregen vragen over mensenrechten, gerechtigheid en vrede.

Zo is een begin gemaakt met een gemeenschappelijk geloofsgetuigenis. Dit getuigenis is positief, ook wanneer het nog beperkt blijft zolang wij niet ten volle één zijn in geloof en als gemeenschap. Zelfs deze beperking moet ons aansporen om onvermoeid verder te werken voor het herstel van de eenheid. Wij streven naar eenheid omdat Christus dit wil, wij streven bovendien voor die bepaalde eenheid die Christus wil. De beperking in ons gemeenschappelijk geloofsgetuigenis is immers een gevolg van het voortduren van onze verdeeldheid met betrekking tot de volledige vereisten die de wil van Christus ons stelt. Ons gemeenschappelijk getuigenis kan in de ogen van de wereld niet de volle geloofwaardigheid hebben zolang het niet de geloofwaardigheid heeft van Christus zelf[4].

3. U hebt gesproken over verschillen en moeilijkheden. In het verleden hadden we minder kontakt, we besteedden minder aan- dacht aan het probleem van de verdeeldheid tussen Christenen en hun Kerken. We lieten ons in hoge mate er toe brengen te benadrukken wat ons verdeelt en weinig aandacht te geven aan het vele dat ons gemeenschappelijk is. Nu wij trachten te beantwoorden aan het dringen van zijn genade en nu wij een vernieuwd bewustzijn hebben van wat onze fundamentele eenheid krachtens het doopsel betekent, geeft deze verbondenheid zelf ons beter inzicht in het innerlijk leven van onze geloofsgemeenschappen. Juist deze nauwe verbondenheid in Christus Jezus doet ons scherp de nog onopgeloste moeilijkheden aanvoelen die ons beletten ten volle één te zijn als geloofsgemeenschap. U hebt mij er aan herinnerd, dat velen, vooral jongeren, teleurgesteld en ontmoedigd zijn door deze problemen. Maar kunnen wij dit alles niet zien als een stimulans om overtuigd voort te gaan met het werk dat wij zijn begonnen in de vaste hoop dat God die ons zover heeft gebracht, ons nog veel verder zal voeren? Tegelijkertijd weten wij dat wij geen oppervlakkige oplossingen kunnen aanbieden aan deze miljoenen jongeren die vurig verlangen naar een waarachtige eenheid in de volheid van ons geloof.

4. Graag zou ik wat nader willen ingaan op enkele specifieke, door U vermelde problemen die zeer gevoelig liggen. Deze problemen komen op juist omdat wij hetzelfde doel nastreven. Hebben wij niet beiden zorg voor het ideaal van een christelijk huwelijk en gezin, voor het doorgeven van het geloof aan de volgende generatie, voor het groeien in heiligheid van alle gehuwde christenen? Wij zien allen uit naar de viering van één Eucharistie, wij allen willen woldoen aan de opdracht van Christus « doet dit tot gedachte- nis aan Mij ». Wij beschouwen dit sakrament zelfs als de grootste gave van Christus aan zijn Kerk. Wij geloven allen in één Dopsel, waardoor iedere gedoopte gelijk is in Gods oog. Daarom achten wij het belangrijk dat vrouwen de kans krijgen om in Gods Kerk de diensten te verlenen die hen toekomen.

Tegen deze achtergrond zou ik nader willen ingaan op de vragen die U hebt gesteld. Maar U weet evengoed als ik dat zulke gevoelige problemen niet kunnen worden opgelost in een uitwisseling van toespraken. Zij komen immers voort uit onze geloofsovertuiging, in het bijzonder uit ons Kerkbegrip. Zij hangen samen met de opvatting die wij hebben over het ministerie van de Kerk om het heilswerk van Christus te brengen tot mannen en vrouwen van alle tijden en plaatsen. Om deze problemen tot een eerlijke oplossing te brengen is volhardend gebed tot God nodig, maar ook studie en goed voorbereide dialoog, samen met langere ervaring in samenwerking en gebed. Ik dank God dan ook voor de internationale dialoog die gevoerd wordt tussen de Wereldbond van Hervormde Kerken en de Katholieke Kerk. Ik spreek de hoop uit dat deze dialoog zijn vervolg en weerklank zal vinden in de plaatselijke Kerken.

5. Het eerste punt van uw toespraak betrof het huwelijk tussen Christenen van verschillende Kerken. Wanneer dit huwelijk wordt gesloten overeenkomstig de regels, dan is dit huwelijk volgens de katholieke leer een sakrament, een rouw beeld van de liefde van Christus voor zijn Bruid, de Kerk. Dit huwelijk is geheiligd en gezegend, het is een teken van de tegenwoordigheid van Christus in de Kerk en in de wereld. Deze gehuwden zijn geroepen « bouwers van de eenheid » te zijn (artifices unitatis)[5]. Zoals alle bouwers van eenheid moeten zij eerst de moelijkheden onder ogen zien. In een gemengd huwelijk komen deze moeilijkheden voort uit de geloofsverschillen die bestaan tussen leden van Kerken en geloofsgemeen- schappen die van elkaar gescheiden zijn. In een toespraak drie jaar geleden, in Engeland, gericht tot partners in een gemengd huwelijk heb ik gezegd: « U draagt in uw huwelijk mee de hoop en de moeilijkheid van het streven naar eenheid. Spreekt deze hoop uit in gemeenschappelijk gebed, in de band van uw liefde. Vraagt de Heilige Geest van liefde te wonen in uw hart en in uw huis. Hij zal U helpen te groeien in vertrouwen en begrip voor elkaar »[6].

Wij moeten het als een ernstige pastorale opgave zien bijzondere zorg te hebben voor deze gezinnen. Terecht hebt U verklaard dat in zeer vele gevallen gemengd gehuwden de band met hun Kerken verliezen. Het is vooral om deze reden dat de Katholieke Kerk van de katholieke partner de verzekering vraagt dat hij of zij bereid is te doen wat mogelijk is binnen de eenheid van het huwelijk om het geloof loyaal te beleven en trouw door te geven. De katholieke partnet is geroepen loyaal te zijn egens zijn of haar geloofstraditie, deze te beleven en door te geven. Deze opgave is ernstig en geenszins gemakkelijk. Zij die een gemengd huwelijk onder ogen zien, zouden het eigen karakter van dit huwelijk met zijn specifieke mogelijkheden en moeilijkheden ernstig moeten overwegen.

Paus Paulus VI heeft vanuit pastorale bezorgdheid de kerkelijke regeling herzien in « Matrimonia Mixta », 1970, waarvan de hoofdlijnen zijn opgenomen in het nieuwe Kerkelijk Recht. Op realistische wijze en met evangelische vrijmoedigheid sprak Paus Paulus over de moeilijkheden die eigen zijn aan gemengde huwelijken. Een volledige oplossing is pas mogelijk wanneer de eenheid tussen christenen is hersteld. Hij sprak ook over de noodzaak voor katholieke geestelijke leiders om in alle eerlijkheid en openheid, in begripvol vertrouwen relaties te scheppen met bedienaren van andere geloofsgemeenschappen om deze huwelijken bij te staan[7]. Ook plaatselijke gemeenschappen kunnen hier een taak vinden, zowel bij de voorbereiding als in de belangrijke eerste jaren van het huwelijk, waarin de gehuwden elkaar dieper leren kennen en naar elkaar toegroeien. Hun levend geloof kan tot uitdrukking komen niet slechts in een bepaald minimum waarin zij overeenstemmen, maar ook in echte waardering voor de waarden en praktijken van elk overeenkomstig hun eigen geestelijke traditie. Ik verzeker U van mijn gebed dat deze huwelijken een waardevolle bijdrage mogen geven tot verzoening. Ik bid ook voor de herders, gemeenschappen en groepen dat zij de pastorale zorg en hulp mogen bieden die deze huwelijken terecht mogen verwachten.

6. In deze huwelijken — maar ook in andere gevallen van nauwe oekumenische kontakten — wordt het als een bijzondere pijn ervaren dat men niet kan samenkomen aan de Tafel des Heren. Dit wordt dààrom zo pijnlijk gevoeld, omdat wij allen aan deze sakramentele viering van het Paasmysterie van Christus zo'n centrale plaats toekennen in het leven van de Kerk en van ieder christen. In dit sakrament vieren wij het geheim des geloofs. De Heer roept ont tot één geloof[8]. Hij roept ons « te geloven in Hem die God heeft gezonden »[9]. In het zo bekende en geliefde zesde hoofdstuk van het Johannesevangelie roept Jezus ons tot geloof in zijn woord als het brood des levens, om te komen tot het geloof in het sakrament van zijn Lichaam en Bloed. Voor de Kerk zijn alle sakramenten van het geloof, zij vooronderstellen, voeden, versterken en vertolken het geloof[10]. In zijn hogepriesterlijk gebed bad Jezus tot de Vader voor hen die door het woord van de apostelen tot geloof in Hem zouden komen, dat zij allen één zouden zijn[11], Tot deze eenheid in geloof en sakramentele eredienst nodigt de Heer zijn volgelingen uit. Zouden werkelijk de moeilijkheden verdwijnen wanneer ondanks de verschillen in geloof die blijven bestaan, christenen van verschillende Kerken worden toegelaten tot volledige gemeenschap in de viering van de Eucharistie of van het Avond- maal? Is de uitnodiging van de Heer werkelijk gericht op deze vorm van eenheid? Moeten wij niet constateren dat een slijtage in de geloofsovertuiging als gevolg heeft dat de verschillen over de sakramentele natuur van de Kerk, over het kerkelijk ambt en het sakrament zelf als het ware niet meer tellen? Zouden deze verschillen, die onze Kerken in dialoog met elkaar bespreken, worden overwonnen, wanneer wij ze niet meer ernstig nemen? Wordt op deze wijze niet de pijn gestild terwijl, tegen de wil van Christus, de ziekte van de verdeeldheid blijft?

Het is mijn oprechte hoop, dat de dialoog die wij zijn begonnen, gesteund door ons gemeenschappelijk gebed, ons zal brengen tot die volledige gemeenschap in geloof die zijn uitdrukking en viering vindt in de sakramentele gemeenschap, de Heer aanbiddend in geest en waarheid. De Heer nodigt ons daartoe uit en roept ons daartoe, en wij verlangen vurig zijn wil te doen. Wij kennen evenals U de pijn van onze verdeeldheid, vooral in de viering van dit sakrament. Wij moeten God ook danken dat Hij ons deze pijn heeft doen kennen en ons het verlangen naar eenheid heeft gegeven[12]. Wij hebben reéle vooruitgang mogen maken in de dialoog over ons geloof. Dit moge ons vervullen met hoop, uitziende ook naar de tijd waarin een gezamenlijke viering van de Eucharistie mogelijk zal zijn.

7. Onze hoop heeft bovendien een sakramentele grondslag in het éne Doopsel dat wij allen hebben ontvangen. Daarom is er « geen Jood meer of Griek, slaaf of vrije mens, geen man of vrouw, allen zijt gij één in Christus Jezus »[13]. Deze woorden hebt U geciteerd met betrekking tot de plaats van de vrouw in de Kerk. In vrijwel elke maatschappij wordt vandaag de plaats van de vrouw opnieuw gewaardeerd en haar rol opnieuw beoordeeld. Voor ons christenen moet dit een reden zijn om ons af te vragen of wij de wil van de Heer op de juiste wijze zijn nagekomen. De opvatting van de maatschappij op een bepaald moment van de geschiedenis is geen maatstaf voor de waarheid, maar kan een reden voor ons zijn om nauwkeuriger volgens de kriteria van de Kerk te onderzoeken of wij de volle waarheid hebben onderkend die aan de goddelijke Openbaring beantwoordt. Immers tot het geheel van haar werk en haar zending dragen gaven, talenten en specifieke eigen- schappen van de vrouw zo sterk bij. Wij mogen nooit vergeten hoeveel in de geschiedenis van de Kerk is gedaan door talloze heilige vrouwen, te beginnen met Maria, de Moeder Gods. Maar veel moet nog worden gedaan om vrouwen in staat te stellen haar taak geheel op zich te nemen in de huidige omstandigheden, en op deze wijze de taken die haar terecht toekomen in het leven van de Kerk te vervullen.

De Katholieke Kerk weet zich, evenals de Orthodoxe Kerk, gebonden door haar trouw aan het woord van God zoals zij dit verstaat in het voorbeeld van de Heer, in het getuigenis van de Heilige Schrift, in de traditie van bijna tweeduizend jaren, om vrouwen niet toe te laten tot de wijding tot het sakramentele ambt van het priesterschap. Misschien wijst dit ook op verschillen die nog bestaan tussen ons in onze opvattingen over de wijding zelf. Dit betekent niet dat vrouwen worden geweerd in het leven van de Kerk, nog minder dat de studie omtrent de eigen taak van de vrouw en de consequenties daarvan zouden worden belemmerd. De taak van de vrouw is een belangrijke vraag die elke christelijke gemeen- schap vandaag aangaat. We kunnen vele aspekten van dit probleem samen bezien. Onze veschillen in de speciale kwestie van de wijding van de vrouw mogen ons niet blind maken voor veel positieve mogelijkheden, die bestaan en gevraagd worden.

8. Ik heb gemeend wat breder te moeten ingaan op de problemen waarop U hebt gewezen en die nog voor ons staan. Ik hoop dat deze aandacht geen verkeerde indruk nalaat over de hobe waardering die ik heb voor hetgeen reeds samen geschiedt. Ik heb het gehad over het gemeenschappelijk getuigenis dat wij kunnen geven op veel terreinen, die van vitaal belang zijn in de gevaren en verwarring die onze tijd bedreigen. Want de eenheid van de Christenen is altijd bestemd om het Evangelie van de verzoening uit te dragen in de wereld. Dit getuigenis is op zichzelf een teken van oekumenische inzet, zo ook de gesprekken op nationaal en plaatselijk vlak die U hebt genoemd. Onder leiding van de bisschoppen in overeenstemming met de richtlijnen van het tweede Vatikaans Concilie over de katholieke deelname aan de oekumenische beweging, hebben katholieken aldus een aandeel gehad in de discussies over Doopsel, Eucharistie en Bediening. Het stemt tot vreugde dat wij, méér dan ooit te voren, dichter bij elkaar gekomen zijn in gebed en dialoog.

Laat er geen twijfel over bestaan: de inzet van de Katholieke Kerk in de oekunaenische roeping is onherroepelijk. Met alle mogelijke nadruk wil ik U verzekeren — zoals ik heb gedaan vanaf de dag zelf van mijn verkiezing tot opperherder van de Katholieke Kerk — dat het herstel van de eenheid van de Christenen een pastorale prioriteit is in het leven van de Kerk. Met deze verzekering van de verbintenis van de Katholieke Kerk tot trouw aan het woord van God zou ik willen vragen afzonderlijke beslissingen, die misschien de schijn kunnen hebben hiermee in tegenspraak te zijn, te interpreteren. Als er onderling vertrouwen is, dan behoeven voorkomende moeilijkheden geen obstakels te worden. Zij kunnen ook leiden tot groter wederzijds begrip.

9. Deze ontmoeting vindt plaats in het Paushuize, dat ons herinnert aan Paus Adriaan VI uit Utrecht. Zijn Pausschap viel in een tijd van verscheurende strijd en problemen, strijd in de wereld, strijd in de Kerk. Het was de tijd van de Reformatie, vorsten en kerkelijke leiders bevochten elkaar, er heerste vijandigheid en geen geest van verzoening. Het opschrift op het graf van Paus Adriaan VI in de kerk van Santa Maria dell'Anima te Rome getuigt hiervan: « Proh dolor, quantum refert in quae tempora optimi cuiusque virtus incidat ». Hij was opgegroeid in de nederlandse spiritualiteit van grote figuren zoals de mysticus Jan van Ruusbroeck, de stichter van de Broeders van het Gemene Leven Geert Grote, en de geestelijke schrijver Thomas a Kempis. Hij verstond de geestelijke nood van zijn tijd zoals blijkt uit zijn bekende brief en zijn Instructie voor de Rijksdag van Nürnberg (1522-23). Wij mogen deze als een oekumenisch document beschouwen. Thans ontmoeten we elkaar in dit huis, in zijn geboortestad, in een oekumenische geest, vastbes- loten door de bijstand van de Heilige Geest samen de wil van Christus te vervullen. Ik dank God hiervoor.

Het heeft mij zeer getroffen dat U aan het eind van uw toespraak mij hebt gevraagd in mijn gebed voor eenheid uw Kerken te gedenken.

Geliefde broeders en zusters, ik gedenk U en zal U blijven gedenken in mijn gebed. Ik ben overtuigd dat God met onoverwinnelijke macht zijn werk in ons zal voltooien. Naar het woord van Paulus: « Steeds gedenk ik u in mijn gebeden. Ik smeek de God van onze Heer Jezus Christus u de geest te geven van wijsheid en openbaring om Hem waarachtig te kennen. Moge Hij het oog van uw verstand verlichten om te weten ... hoe uitnemend de grootheid is van zijn kracht in ons die geloven »[14]. Moge zijn wil geschieden in ons tot eer van zijn Naam en de groei van zijn Rijk. Amen.

Een bijzonder woord van dank richt ik tot U, dierbare broeder in Christus, Aaartsbisschop Glazemaker, Voorzitter van de Unie van Utrecht, die hebt gesproken namens de Oud-Katholieke Kerk in dit land. Uit uw woorden spreekt bezorgdheid voor de eenheid van de Kerk, in het bijzonder ook voor de band met de zetel van Rome. Het stemt tot vreugde en dankbaarheid, dat het tweede Vatikaans Concilie een besef van kerkelijke gemeenschap in ons heeft doen herleven. Dit heeft in Nederland ook uitdrukking gevonden in een theologische verduidelijking en nauwere pastorale samenwerking. Moge de Heer der Kerk ons geven dat voor moeilijkheden die tussen onze Kerken nog bestaan een oplossing wordt gevonden zodat een sterker gemeenschappelijk getuigenis kan worden gegeven van hetgeen ons verenigt: veritatem facientes in caritate[15].

La preghiera ecumenica

Broeders en zusters in Christus,

In de korte tijd, die ons gegeven is, hebben wij samen met el- kaar gesproken, samen tot de Heer gebeden. Wat is de betekenis van hetgeen hier is geschied? Is het weinig omdat de tijd zo kort was? Wij hebben aan elkaar onze zorg uitgesproken over vragen die van groot oekumenisch en pastoraal belang zijn, vragen die wij gesteld hebben als broeders en zusters, die de eenheid, waarom de Heer heeft gebeden, met elkaar willen herstellen. Niet de kortere of langere tijd, maar de Geest bepaalt de betekenis van hetgeen geschiedt.

Wij hebben juist ons gebed besloten met het Onze Vader. Dit gebed is gekozen als thema voor mijn pastoraal bezoek aan de Kerk in Nederland. Het is met opzet gekozen, omdat dit gebed een bij uitstek oekumenisch gebed is. Bidden niet alle leerlingen van de Heer dit gebed, dagelijks?

Ook dit gebet is kort, de Heer had niet veel woorden nodig. Heel de gebedstraditie, die steunt op het Verbond, dat God heeft gesloten, eerst met het volk van Israél en voltooid in het nieuwe Verbond in Jezus, de Christus, leeft in dit gebed.

Wij bidden: « Uw wil geschiede ». In dit woord is heel het leven van Jezus samengevat. Bij zijn intrede in de wereld zegt Hij: « Hier ben ik om uw wil te volbrengen, o God »[16].

Hij aanvaardt de dood met het woord: « Niet mijn wil, maar uw wil geschiede »[17]. Dit alles is geschiedt voor ons. Heeft Hij ook zijn wil voor ons doen kennen, ons zijn wil nagelaten? Hij heeft in zijn hogepriesterlijk gebed gebeden voor ons, voor allen die op het woord van de apostelen in Hem geloven: dat zij allen één mogen zijn. Eén Heer, één geloof, één doop. « Dat zij volmaakt één mogen zijn en de wereld zan erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden ».

Moge van nu af aan, zo vaak wij zeggen « Uw wil geschiede » onze zorg, ons verlangen, dat de eenheid hersteld worde, in deze bede besloten liggen.


[1] 2 Thess. 3, 18.

[2] Cfr. Lumen Gentium, 15; Unitatis Redintegratio, 3.

[3] Io. 17, 21.

[4] Cfr. Pauli VI Evangelii Nuntiandi, 77.

[5] Ibid., 71.

[6] Ioannis Pauli PP. II Homilia ad Missam in urbe «York» habita, die 31 maii 1982: Insegnamenti di Giovanni Paolo II, V, 2 (1982) 2007 ss.

[7] Cfr. Pauli VI Matrimonia Mixta, 14.

[8] Cfr. Eph. 4, 5.

[9] Io. 6, 29.

[10] Cfr. Sacrosanctum Concilium, 59.

[11] Io. 17, 20.

[12] Cfr. Unitatis Redintegratio, 1.

[13] Gal. 3, 28. 

[14] Eph. 1, 16-19.

[15] Cfr. ibid. 4, 15.

[16] Hebr. 10, 7. 

[17] Luc. 22, 42.

 

© Copyright 1985 - Libreria Editrice Vaticana

 



Copyright © Dicastero per la Comunicazione - Libreria Editrice Vaticana