Index   Back Top Print

[ IT  - NL ]

VIAGGIO APOSTOLICO NEI PAESI BASSI

INCONTRO DI GIOVANNI PAOLO II
CON IL CLERO E CON I COLLABORATORI PASTORALI

Utrecht
Domenica, 12 maggio 1985

 

1. Dierbare broeders in het bisschopsambt, parochiepriesters, pastorale werkers en werksters, en u allen, die een groot deel van uw vrije tijd steekt in de opbouw van uw parochie, ik groet u allen van harte.

Ik groet ook de tienduizenden gelovigen, die actief zijn in de parochies en in de andere diocesane en landelijke organismen, evenals degenen, die met ons verbonden zijn via de televisie en de radio. In naam van Christus, de Heer van de Kerk, dank ik u oprecht voor uw inzet. Ik ben hier om u aan te moedigen en aan te sporen voort te gaan met uw werk. Vaak is het onopvallend en blijft het onopgemerkt. Maar hoe onmisbaar is het voor de levenskracht van de Kerk, het mystieke lichaam van Christus! Ik wens vurig en bid de Heer, dat mijn woorden aan ieder van u nieuwe bezieling mogen geven; een nieuw elan, dat steun geeft aan uw inzet en u tegelijk het licht geeft en de wegen aanwijst, welke nodig zijn voor een steeds meer doeltreffende dienst aan de Blijde Boodschap van het heil.

2. Met grote belangstelling heb ik de presentatie gevolgd, die mij geboden hebt over de verschillende wijzen, waarop het parohieleven in Nederland zich ontvouwt. Ik heb de vele aspecten van de liturgische, catechetische en liefdadige activiteiten bewonderd, die zich ontplooien dankzij de edelmoedige deelneming van de diverse groepen, waaruit het volk Gods is samengesteld. Juist aan de hand hiervan wil ik u een eerste overtuiging meegeven, die ik dikwijls benadruk: de wezenlijke rol, die de parochie moet spelen, ook in de huidige maatschappelijke kontekst en in het stadsmilieu. Als men spreekt over de inzet voor de vernieuwing van het christelijk leven, dan moet men allereerst het belang van de parochie onderstrepen. Soms wordt de parochie bedreigd, zelfs geplaagd, door ernstige crises. Maar ondanks dat, is zij de normale uitdrukking van het godsdienstige leven van de christenen.

Het is waar dat de parochie niet zichzelf fienoeg is. Zíj moet in een groter geheel opgenomen zijn en steun van buiten krijgen. Maar zij is een onmisbaar orgaan in het leven van de Kerk. Na het gezin is zij de eerste school voor het geloof, voor het gebed en voor de zedelijke vorming. Na het gezin is zij het meest gunstige terrein voor de beoefening van de naastenliefde. Zij is het eerste orgaan voor pastoraal en sociaal werk. Zij is de meest geschikte en belangrijke ruimte voor verkondiging en katechese. In dit opzicht is de definitie, die het nieuwe wetboek van kerkelijk recht geeft van de parochie, veelzeggend. Het omschrijft haar als een « welbepaalde gemeenschap van gelovigen op bestendige wijze gevormd binnen een bisdom »[1].

De parochie moet dit waarmaken door weer te ontdekken, dat zij een gemeenschap van geloof, hoop en liefde is. Zij is niet louter een gemeenschap van mensen, die een aantal sociale functies verrichten. Een parochie is een gemeenschap van gelovigen, die in het geloof, dat zij samen delen, de bron vinden van hun bijeenzijn: het woord van God, dat verkondigd en aanhoord wordt in de viering van de goddelijke mysteries.

3. Het is juist vooral rondom de eucharistische tafel, dat de christelijke gemeenschap haar identiteit vindt: het uitverkoren geslacht, het koninklijk priesterschap, de heilige natie, Gods eigen volk, bestemd om zijn roemruchte daden te verkondigen »[2]. Als de gelovige deelneemt aan de Eucharistie, drukt hij op de meest duidelijke wijze de priesterlijke waardigheid uit, die hem toekomt, omdat hij door het doopsel in Christus wedergeboren is tot een nieuwe mens.

Maar rondom de eucharistische tafel wordt ook duidelijk, dat binnen het ene priesterlijke volk de deelneming aan het ene priesterschap van Christus verschillend is. Want hij, die voorgaat in de viering, « voltrekt het eucaristische offer in de persoon van Christus en draagt het aan God op in naam van het gehele volk », zoals het tweede Vaticaans Concilie onderstreept heeft. Terwijl « de gelovigen door hun koninklijk priesterschap actief meedoen in de aanbieding van de eucharistische offergave »[3].

Christus zelf heeft dit onderscheid gewild, dat « wezenlijk is en niet alleen maar gradueel »[4]. En Hij heeft dit gewild omwille van het algemeen pristerschap van de gelovigen, opdat hun geloof steeds levendiger zou zijn, hun hoop steeds geloofwaardiger en hun liefde steeds werkdadiger. Onze bediening is dus geen privilege, dierbare broeders in het priesterambt, maar een dienst! Christus verwacht van ons dezelfde volledige beschikbaarheid om onszelf weg te schenken, welke Hem tot de mens voor de anderen maakte. « Het gaat om de nederige bereidheid de gaven van de Heilige Geest aan te nemen en aan de anderen de vruchten van de liefde en van de vrede te schenken; de bereidheid hun dat vaste geloof te schenken, waaruit een diep begrip voor de zin van het menselijke bestaan voortvloeit en ook het vermogen om de zedelijke orde te doen doordringen in het perssonlijke en maatschappelijke leven van de mens »[5].

De priester, die zijn zending in deze geest beleeft, zal de inzet van de leken in de parochie zeker niet verstikken, maar integendeel opwekken en stimuleren. Vol vreugde zal hij zich aanpassen aan de werking van de Heilige Geest, die « onder de gelovigen van elke rang bijzondere genaden verspreidt, welke hen geschikt en bereid maken om allerlei werken en taken, die voor de hernieuwing en de verdere uitbouw van de Kerk dienstig zijn, op zich te nemen, zoals er geschreven staat "Aan ieder wordt de openbaring van de Geest meegedeeld tot welzijn van allen"[6]» [7].

4. Allen zijn geroepen om het leven van een parochie op te bouwen. Leken zijn niet slechts ontvangers, objecten van pastorale zorg. Zij moeten op grond van hun roeping als christenen mede- voltrekkers van de Kerk zijn. Iedereen is geroepen om getuigenis af te leggen van de Geest, die hem geschonken is overeenkomstig zijn talenten en capaciteiten.

In de besluiten van de Bijzondere Synode van de bisschoppen van Nederland wordt in nummer 33 uitdrukkelijk gezegd: « De leden van de Synode zijn er zich van bewust, dat de leken een groot aandeel hebben in het pastorale werk van de Kerk. Zij spreken hun dankbare waardering uit jegens de duizenden leken, die, geheel belangeloos, regelmatig en op zoveel verschillende manieren, deelnemen aan taken, zoals de liturgie, sociale activiteiten, katechese aan kinderen en volwassenen, uitwisseling en onderlinge hulpverlening, het bevorderen van de rechtvaardigheid en de vrede. Deze leken spannen zich in om de Kerk aanwezig te doen zijn in een steeds meer geseculariseerde wereld, en dit dikwijls onder moeilijke omstandigheden ». De Synode spreekt ook haar gevoelens van oprechte dankbaarheid uit aan de talrijke christenen, « in het bijzonder de zieken en bejaarden, die het werk van de Kerk ondersteunen door middel van hun gebeden en hun offers ».

Onder de leken wil ik mij speciaal richten tot talrijke pastorale werkers en werksters, die zich edelmoedig en met overtuiging inzetten ten dienste van de pastorale zending van de Kerk. De taak, welke zij van de bisschop hebben ontvangen, nodigt hen uit om in nauwe samenwerking met de priesters en diakens het woord van God aan te reiken; om getuigen van de boodschap van Christus te zijn en de evangelische waarden te doen doordringen in alle maat- schappelijke milieus. Door een passende theologische en pastorale vorming en in verschillende en veelzijdige taken zullen zij de zin van hun eigen zending verdiepen, waarin zij zich als leken direct verbonden weten met de pastorale zending van de Kerk. Zij zullen weigeren eenvoudig kerkelijke functionarissen te worden, of zich taken aan te matigen, die eigen zijn aan de priester en de diaken. Hun taak is belangrijk, vooral in een wereld, die steeds meer ontkerstend en geseculariseerd wordt. Zij bieden allen een bijdrage, die op haar juiste waarde geschat moet worden. Voor het leven van het Lichaam van de Kerk is het nodig, dat alle leden hun zending vervullen in overeenstemming met de eigen identiteit: in eenheid van geest in de verscheidenheid van taken. Paulus heeft geschreven: « Als het hele lichaam oog was, waar bleef dan het gehoor? Als het helemaal gehoor was, waar bleef de reuk? In werkelijkheid echter heeft God de ledematen en organen elk afzonderlijk hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij het gewild heeft. Als zij allen amen één lid vormden, waar bleef dan het lichaam? In feite echter zijn er vele ledematen, maar slechts één lichaam »[8].

5. Wanneer wij over parochies spreken, dan kunnen wij niet nalaten de verschillende groepen te vermelden, die zich « basisgeneenschappen » noemen. Deze gemeenschappen getuigen van po- itieve waarden, wanneer hun leden trachten op een eenvoudige en oprechte wijze het Evangelie in hun dagelijks leven vorm te geven. Maar het gevaar dat deze níeuwe gemeenschappen bedreigt is, dat ij zichzelf als de enige vorm van kerk-zijn beschouwen. Zij lopen et risico zich op te sluiten in kleine groepen en zich af te zetten gen wat zij « de institutionele kerk » noemen.

Het is een taak van de pastoor, van de bisschop en van allen, e betrokken zijn bij de opbouw van de parochies, zich open te ellen voor de positieve waarden van die gemeenschappen; zij moeten deze ten nutte van de parochies maken. Maar het moet duidelijk zijn dat deze basisgemeenschappen zich niet als alternatieven van de parochies kunnen voorstellen. Zoals elke christen hebben ook hun leden de plicht bereid te zijn tot dienst aan de parochie en aan de diocesane kerk; zij moeten zich voegen in het gehele van parochie en bisdom. Alleen op deze manier zullen de ervaringen en overtuigingen van die gemeenschappen werkelijk van waarde zijn.

Dierbare broeders en zusters, voor het parochiële, en diocesane leven is het van beslissende betekenis, dat de afzonderlijke gelovigen, de verenigingen en bewegingen met elkaar samenwerken volgens de initiatieven, die voor heel het bisdom genomen worden door de bisschop, samen met de priesterraad en de pastorale raad. Slechts op deze voorwaarde is het mogelijk invloed uit te oefenen op het maatschappelijk milieu, dit op christelijke wijze te bezielen en op God te richten, die het uiteindelijk doel van de geschiedenis is. Men zal aan de waarschuwing van Christus moeten denken: « Elk rijk, dat innerlijk verdeeld is, vervalt tot een woestenij; en geen stad of huis, in zichzelf verdeeld houdt stand »[9].

6. Daarom spoor ik u aan gevoelens van wederzijdse liefde te koesteren, die zich uitdrukken in concrete en werkdadige samenwerking. Graag wil ik enige punten aangeven, die ik bijzonder belangrijk en dringend acht voor een geschikte en doeltreffende pastorale actie. Op de eerste plaats noem ik de inzet voor roepingen. Dit is een problem, dat nauw samenhangt met het leven van de Kerk en met het motief voor de evangelisatie in de wereld. Want de boodschap van Christus en de levendmakende kracht van zijn genade worden over het algemeen overgedragen door het wijdvertakte en volhardende werk van priesters en missionarissen. Zeker, de roeping hangt af van een goddelijk initiatief, zoals Christus zelf gezegd heeft: « Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u »[10]. Maar de aanvaarding van de innerlijke roeping veronderstelt een geheel van elementen van persoonlijke en maatschappelijke orde, waarin onvermijdelijk zowel de verantwoordelijkheid van de enkeling, als die van de gemeenschap meespeelt. Daarom dient de parochie een geschikte pastoraal van de roepingen te ontplooien, welke in overeenstemming is met de richtlijnen en hulpmiddelen van het diocesane centrum. Vervolgens zal het nodig zijn heel in het bijzonder zorg te besteden aan de opleidings-instituten, waar de jonge mensen, die ingegaan zijn op de goddelijke roeping, zich kunnen voorbereiden op hun toekomstig dienstwerk. De invloed, die de intellectuele, zedelijke en godsdienstige vorming heeft op de toekomstige priester tijdens zijn seminariejaren, is immers steeds beslissend. Ik kan dus niet genoeg aanbevelen de meest zorgvuldige aandacht te besteden aan dit aspect van het kerkelijk leven. Het kapitaal aan liefde, intelligentie, tijd en middelen, dat hierin geïnvesteerd wordt, zal te zijner tijd vruchten afwerpen, die de offers compenseren.

7. Op de tweede plaats wil ik de inzet voor de gezinspastoral onderstrepen. Bij andere gelegenheden heb ik reeds de overtuiging uitgedrukt, dat de toekomst van de evangelisatie grotendeels afhangt van de « huiskerk ». De gelovigen van de Kerk van morgen zullen zijn, zoals het gezin zal zijn. De bisschoppensynode van 1980 heeft dit thema met diep pastoraal aanvoelen behandeld. Zij heeft een rijke oogst aan richtlijnen en onderricht opgeleverd, welke ik vervolgens aan het volk Gods aangeboden heb in de apostolische exhortatie « De gemeenschap vam het gezin ». Ik hoop dat men zich overal in de Kerk krachtig inzet volgens de richtlijnen van dit document. Ik weet, dat er in uw parochies al veel gedaan wordt om het gezin op verschillende punten van zijn weg bij te staan. Ik druk mijn waardering uit voor de initiatieven, die reeds uitgevoerd worden. En ik wek op met edelmoedigheid te volharden in deze zo dringende pastorale taak en te zoeken naar de meest doeltreffende wijzen, waarop men jonge echtparen kan helpen om het plan van God met de menselijke liefde te begrijpen en vervolgens ten volle te verwerkelijken. Deze taak is niet gemakkelijk, gezien de ernstige misvormingen van dit plan, die door verschillende « bronnen van informatie » in de huidige wereld worden verspreid. Maar dat de taak moeilijk is, moet niet leiden tot ontmoediging: de gelovige weet, dat hij op de hulp van God kan rekenen in een zaak, die zozeer de waardigheid en de aardse en eeuwige bestemming van de mens raakt.

Tenslotte wil ik graag in het kader van het gezin aan uw ijver een derde pastorale doelstelling voorhouden, dierbare broeders en zusters. De huidige maatschappelijke kontekst lijkt van ieder, die van goede wil is, een bijzonder vastberaden inzet te vragen voor de verdediging van het leven, vanaf het eerste ontstaan in de moederschoot tot aan de laatste hartklop. Ten overstaan van een wereld, die steeds meer bezwijkt voor de duistere aantrekkingskracht van een cultuur van het geweld en van de dood, zijn de christenen wel- licht meer dan ooit geroepen om te getuigen van hun geloof in een God, die « geen God van doden is, maar van levenden, want voor Hem zijn allen levend »[11]. Een van de belangrijkste diensten, die de Kerk nu aan de wereld moet verlenen, is deze: met het getuigenis van het woord en het voorbeeld een authentieke cultuur van het leven bevorderen.

8. Dierbare broeders en zusters, een aandachtige lezing van de « tekenen des tijds » legt zware, maar verheven taken op aan de- genen, die Christus willen volgen op het einde van dit tweede millennium. Om deze taken aan te kunnen moet men de gelederen sluiten, de krachten verenigen en wedijveren in wederzijds begrip en oprechte liefde. Een liefde, die alles samenbundelt rondom de bisschop en diens vertegenwoordiger in de plaatselijke gemeen- schap, de pastoor. Rondom hem moet men een levende gemeen- schap vormen van personen, die elkaar achten en liefhebben; een gemeenschap, die een « thuis » kan bieden aan allen, die samen met de andere parochianen als volgelingen van Christus willen leven. Dir moet een « thuis » zijn, waar men zich durft open te stellen voor elkaar en voor de roepstem van God. Uw bisschoppen hebben hierover gezegd: « Een tehuis ontstaat niet vanzelf, maar het groeit naargelang mensen het elkaar schenken. In de geloofsgemeenschap is het niet anders. Zij wordt een tehuis naarmate ouderen en jonge- ren in wederzijds vertrouwen eraan bouwen »[12].

In de brief aan de Hebreeën staat het zo goed: « Laten wij elkaar in het oog houden om met elkaar te wedijveren in liefde en daden van liefde. Wij moeten niet wegblijven van onze bijeenkomsten, zoals sommigen gewoon zijn te doen; laten wij elkaar moed inspreken en dit temeer naarmate gij de grote dag dichterbij ziet komen »[13].

Met deze aansporing, die tot ons komt vanuit de ervaring van het leven van de beginnende Kerk wil ik deze ontmoeting besluiten. Ik ben blij u ontmoet te hebben, want mijn hart is in het bijzonder hiernaar uitgegaan. Hebt vertrouwen! U zult alle moeilijkheden overwinnen, als u zich in gebed en gehoorzaamheid vasthoudt aan Jezus Christus, de Herder van de Kerk, de Herber van elk bisdom, de Herder ook van uw parochie.

Laudetur Iesus Christus!


[1] Codex Iuris Canonici, can. 525, § 1.

[2] 1 Petr. 2, 9.

[3] Lumen Gentium, 10.

[4] Ibid.

[5] Ioannis Pauli PP. II Epistula ad universos Ecclesiae Sacerdotes adveniente Feria V in Cena Domini anno MCMLXXIX, 4, die 8 apr. 1979: Insegnamenti di Giovanni Paolo II, II (1979) 845 ss.

[6] 1 Cor. 12, 7.

[7] Lumen Gentium, 12.

[8] 1 Cor. 12, 17-21.

[9] Matth. 12, 25.

[10] Io. 15, 16.

[11] Luc. 20, 38.

[12] Epistula episcoporum Nederlandiae: Geloofsoverdracht, n. 1, 6, p. 12.

[13] Hebr. 10, 24-25.

 

© Copyright 1985 - Libreria Editrice Vaticana

 



Copyright © Dicastero per la Comunicazione - Libreria Editrice Vaticana