Index   Back Top Print

[ IT  - NL ]

VIAGGIO APOSTOLICO NEI PAESI BASSI

INCONTRO DI GIOVANNI PAOLO II
CON I MISSIONARI E CON ORGANISMI DI AIUTO AL TERZO MONDO

Utrecht
Domenica, 12 maggio 1985

 

1. Het verheugt mij u hier te begroeten, missionarissen en allen die medewerkt aan missie en hulp in de ontwikkelingslanden. Uw werk kent een grote verscheidenheid van instellingen en diensten, zoals gezondsheidszorg, economische en technische bijstand, ontvangstcentra; of ook werken die meer direct op de evangelisatie zijn gericht, zoals de Pauselijke Missiewerken, die nauw verbonden zijn met mijn pastorale taak als eerste verkondiger van het Evangelie. Dit alles getuigt van uw zin voor het universele van het wereldwijde perspectief van uw inzet, als leden van de grote familie die de « wereldgemeenschap » is[1]. Door uw voorbeeld licht u toe wat geschreven staat in de constitutie « Gaudium et Spes » van het Concilie, waarvan wij dit jaar herdenken dat het twintig jaar geleden werd besloten: « Al wie in gehoorzaamheid aan Christus eerst het rijk van God zoekt, krijgt daaruit een heel effectieve en zuivere liefde om al zijn medemensen te helpen en om, geïnspireerd door de liefde, het werk van de rechtvaardigheid te voltooien »[2].

2. Op deze zesde zondag van pasen zijn de liturgische teksten van de Eucharistie, die wij vanmiddag zullen vieren, zeer geschikt om een kractige weerklank in uw harten op te wekken en om uw inzet te stimuleren. De lezing uit de Handelingen van de Apostelen verhaalt ons het bezoek van Petrus aan de honderdman Cornelius in Caesarea en de openbaring aan het hoofd van het apostelcollege dat alle mensen geroepen zijn orn tot de Kerk toe te treden: « Nu besef ik pas goed dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat, maar dat uit welk volk ook ieder die Hem vreest en het goede doet, Hem welgevallig is »[3].

En de tekst uit het evangelie van Johannes nodigt ons uit te beseffen dat de roeping door God om niet is en verantwoordelijkheid oplegt: « Niet gij hebt Mij uitverkozen, maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn »[4].

3. Gedurende mijn talrijke apostolische reizen heb ik tot mijn voldoening verschillende getuigenissen ontmoet van het antwoord van uw land op de uitnodiging van Christus. U hebt — zoals de apostelen — de oproep gehoord om van wal te steken — de wal die u voor een belangrijk deel op de zee veroverd hebt, waardoor u geneigd bent in zee te steken: uw missionarissen, talrijke klosterorden en -congregaties en geëngageerde leken zijn aan andere volkeren de Blijde Boodschap gaan brengen, die u voor hen ontvangen had. En uw werk heeft vruchten voortgebracht die nog blijven.

De kerk van uw land heeft de naam van Christus en de weldaden van zijn liefde jegens alle volkeren verspreid van de eilanden van de Indische Oceaan tot aan Amerika, van de Stille Zuidzee tot aan Afrika. Als vrucht hiervan zien wij nu bloeiende jonge kerken met hum autochtone roepingen en hun inlandse geestelijkheid.

Talrijke caritatieve instellingen worden edelmoedig ondersteund door uw medewerking aan de missie in allerlei vormen, vanaf het Pauselijk Missiewerk voor de verbreiding van het geloof en dat voor de kinderen tot aan het werk van specialisten en deskundige medewerkers. Daarnaast is er de onvermoeide toewijding van talrijke missionarissen uit uw land — priesters en religieuzen.

4. Vanwege de ontwikkeling van nieuwe christengemeenschap- pen, die zelfstandig verlangen te zijn, de vorming van inlandse geestelijkheid en religieuzen, alsmede de deskundigheid van catechisten die hun eigen milieu evangeliseren, zou men zich af kunnen vragen: zijn er nog wel missionarissen nodig? Waarom zou men uit onze westerse landen misionarissen zenden die minder goed begrepen kunnen worden en die zich minder goed kunnen inleven in de plaatselijke cultuur? Het tweede Vaticaans Concile heeft echter terecht benadrukt dat heel de Kerk missionair is: de uitwisseling tussen de verschillende kerken en de dialoog tussen de culturen zijn wezenlijk voor haar zending. De betrekkingen tussen de kerken zijn zeker veranderd in de loop van de geschiedenis. Men kan heden ten dage niet meer duidelijk onderscheid maken tussen kerken die evangeliseren, en kerken die geëvangeliseerd worden. Wij hebben een verandering gezien in de missionaire structuren, welke u ook zelf ervaren hebt en die gepaard is gegaan met moeite en pijn, zoals altijd het geval is bij opkomst en groei. Maar het blijft waar, dat uitwisseling en samenwerking tussen de oudere en de jonge kerken nodzakelijk is voor de vitaliteit van alle kerken en een verrijking betekent voor alle kerken.

Door te evangeliseren wordt heel de Kerk tegelijk geëvangeliseerd.

Een particuliere kerk zou verarmen in haar kerk-zijn, als zij zich van andere kerken afsloot en het universeel karakter van de Kerk van Christus vergat, dat door de lezing uit de Handelingen van de Apostelen is opgeroepen. In de broederlijke uitwisseling tussen de particuliere kerken geeft iedere kerk en ontvangt iedere kerk, in de eenheid van een « wereldkerk zonder grenzen »[5]. De rijkdom- men van iedere kerk komen aan alle andere ten goede.

Zoals Paulus VI reeds heeft opgemerkt, is de uitbreiding van de evangelisatie niet alleen maar een beweging, die de geografisch meest verwijderde streken zoekt te bereiken, of steeds meer vol- keren. Zij wil ook de normen van beoordeling raken en als het ware omvormen, evenals de denkwijzen en opvattingen, de beweegredenen en levenswijzen van het menslijk geslacht[6].

5. Wie zou niet de werkelijke strekking zien van het zendingswerk van de Kerk? Zeker, het missiewerk moet gepaard gaan met inzet voor verbetering van het menselijke leven, voor maatschappelijke vooruitgang, voor bevrijding uit onderdrukking, met strijd tegen alles wat de mens veroordeelt tot mensonwaardige omstandigheden. Van het begin af hebben de missionarissen zich hiervoor ingezet en zo een aanvullend bewijs geleverd voor de geloofwaardigheid van hun missionaire activiteit. Deze edelmoedige traditie moet voortgezet worden. De vele organismen die hiervoor opgericht zijn, getuigen van uw wil op deze weg van de solidariteit voort te gaan.

Maar de kerkelijke zending der evangelisatie mag niet gereduceerd worden tot uitsluitend sociaaleconomische hulpverlening, en niet hiermee verward worden. De evangelisatie is de eerste plicht en de specifieke taak van de Kerk; zij bestaat in de verkondiging van de Blijde Boodschap van het heil in Christus, die ons bevrijdt van kwaad en zonde, en ons voert tot de liefde van God, waarin alle mensen broeders zijn. In deze zin bestaat de Kerk « om te evangeliseren »[7]. Alleen hierdoor brengt zij de mens tot volledige ontwikkeling, omdat zij hem openstelt voor God, de Absolute. Dit openstaan voor God is inderdaad de echte waardigheid van de mens, zijn innerlijke rijkdom, de bron van energie die hem in staat stelt de hoogste individuele en sociale waarden te verwerkelijken.

Deze reusachtige taak vraagt om talrijke vurige werkers. In uw land dat zoveel missieroepingen heeft opgeleverd, richt ik een oproep tot de pongeren. Velen van hen zijn in staat hiernaar te luisteren. De Heer doet mij vertrouwen hebben in de jeugd. Hoe vaak is mijn hoop vervuld!

6. Het gaat om een taak die de inzet van iedere christen vraagt, maar onze mogelijkheden overstijgt. Alleen de Heilige Geest kan de genade schenken die de harten opent voor de verkondiging van het Evangelie. Wij moeten dus vurig bidden om deze genade van God te verkrijgen. Ondanks de beproevingen en moeilijkheden waait de Geest met kracht in de Kerk van onze tijd. De gelovigen in de jonge kerken, evenals de gelovigen in de landen met een oude christelijke beschaving, zoals uw land, beleven talrijke ervaringen, die getuigen van de onverwoestbare vitaliteit van de Kerk, volgens de belofte van haar stichter aan Petrus: « De poorten der hel zullen haar niet overweldigen »[8].

Het gebed verenigt ons met God, doet ons delen in zijn liefde en geeft ons kracht en moed om te werken. « Hij die bezield wordt door echte liefde, is meer dan wie ook vindingrijk in het opsporen van de oorzaken van ellende, in het bedenken van middelen om haar te bestrijden en vastberaden te overwinnen »[9]. Het gebed zal het u tevens mogelijk maken in degenen aan wie u technische of materiële bijstand verleent, uw broeders en zusters te zien. « De bevolking merkt spoedig of zij die haar te hulp komen, dit doen met of zonder genegenheid, alleen maar om technieken toe te passen of om aan de mens heel zijn waarde te geven. Als hun boodschap niet als het ware ver- pakt is in broederlijke liefde, loopt zij het risico niet aangenomen te worden »[10].

7. Onze wereld wordt verscheurd door oorlogen en twisten tussen volkeren en bedreigd door het vooruitzicht van een ver- schrikkelijke nucleaire ramp. Daar om is het nuttig er nog eens aan te herinneren dat de vrede niet alleen maar « de afwezigheid van oorlog is, vrucht van het steeds onzekere evenwicht van de krachten. Hij wordt dag voor dag opgebouwd door het nastreven van de door God gewilde orde, die een meer volmaakte rechtvaardigheid onder de mensen brengt » [11]. Zo zijn de wegen van de missionaire hulpverlening ook de wegen van de vrede, omdat zij de mensen nader tot elkaar brengt en verenigt in een beweging van echte solidariteit met het doel samen op te bouwen.

8. Dierbare broeders en zusters, ik spoor u dus aan uw werk, dat bezield wordt door ijver voor het rijk van God en voor het heil van de mensen, voort te zetten met nieuw elan en met vernieuwd vertrouwen in de zending van de Kerk. Doet dit met de zorg om in de verscheidenheid van taken en plichten de eenheid van de Geest te bewaren. Deze eenheid is een wezenlijke voorwaarde voor het welslagen van de evangelisatie. Jezus zelf heeft ons dit duidelijk ge- maakt in het gebed aan het einde van zijn leven: « Mogen zij allen één zijn ... opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt »[12].

Als volk dat door God is bijeengebracht, willen wij onze broederlijke ontmoeting besluiten met het zingen van het « Onze Va- der » in verschillende talen. Daarmee zullen wij in zekere zin een nieuw Pinksteren beleven, rondom Maria, « Sterre der Evangelisatie », volgens de gelukkige uitdrukking van mijn vereerde voorganger Paulus VI [13]. Mensen van verschillende culturen en talen, allen kinderen van dezelfde Vader, die in de hemel is, zullen wij ons oor en ons hart openen voor de ene taal van de Heilige Geest.

Hij zal ons leren het zaad van gerechtigheid en liefde uit te strooien, opdat het rijk van God kome, opdat zijn Naam geheiligd worde, opdat ieder kind van God, dat wil zeggen iedere mens, zijn dagelijks brood vinde, het brood dat het lichaam voedt en het brood dat zijn geestelijke en sociale aspiraties voedt.


[1] Cfr. Ioannis Pauli PP. II Allocutio Genavae, ad eos qui LXVIII conventui Conferentiae ab omnibus nationibus de Umano labore interfuere, habita, die 15 iun. 1982: Insegnamenti di Giovanni Paolo II, V, 2 (1982) 2250 ss.

[2] Gaudium et Spes, 72.

[3] Act. 10, 34-35.

[4] Io. 15, 16.

[5] Pauli VI Evagelii Nuntiandi, 61.

[6] Cfr. ibid., 19.

[7] Ibid., 14.

[8] Matth. 16, 18.

[9] Pauli VI Populorum Progressio, 75.

[10] Ibid. 71.

[11] Ioannis XXIII Pacem in Terris, 163.

[12] Io. 17, 21.

[13] Pauli VI Evangelii Nuntiandi, 82.

 

© Copyright 1985 - Libreria Editrice Vaticana

 



Copyright © Dicastero per la Comunicazione - Libreria Editrice Vaticana